Al een aantal dagen loop ik nog wat meer en op een ander niveau na te denken dan gebruikelijk. Een week geleden werd mijn oudste vriend opgenomen in een verzorgingstehuis. Alzheimer is in een dermate vergevorderd stadium beland dat thuis wonen, ook met dagbesteding elders, geen optie meer was en dan resteert dus het tehuis, zijn nieuwe onderkomen. Op die plek doet het merendeels vrouwelijk personeel hun stinkende best om het de klandizie zoveel mogelijk naar de zin te maken met ogenschijnlijk infantiele maar zeer welkome spelletjes als ballongooien, een potje sjoelen en aanverwante activiteiten, waarbij de noodzaak tot nadenken voor de volle honderd procent afwezig is.
Tijdens m’n eerste bezoek en de ontmoeting met hem, deed een enthousiaste plaatjesdraaier z’n best om de stemming erin te krijgen, waarbij we met alle lotgenoten gezamenlijk Alle duiven op de dam – van wie ook weer? – meezongen en ook Kom van dat dak af – ja kom op, Peter K…? – meedeunden. Bij mijn vertrek liep ik met dikke ogen van de emotie de deur uit. De in en in trieste gang van zaken door dit soort ontwikkelingen hebben me nog eens gesterkt in mijn overtuiging om daar ooit op een hele andere wijze een dikke punt achter te zetten, al is de praktijk waarschijnlijk een stuk weerbarstiger dan de voornemens.
We deden gezamenlijk nog allerlei pogingen om herinneringen op te halen, zoals de vakantie in 1968, inclusief de toenmalige welwillige campingvriendinnetjes. Verder had ik nog wat sappige verhalen van de HBS in Aalten in de bagage, en uiteraard de avontuurtjes uit de spelonken van het toenmalige uitgaansleven, alsmede wat puike prestaties op het voetbalveld, met de anekdote van zijn eerste doelpunt in september 1970, toen we met ons team, bestaand uit vlieggewichtjes van rond de 68 kilo kansloze duels aangingen met boerenpummels van 120 kilo schoon aan de haak en daarbij nog wel eens omver werden geblazen door tegenstanders uit bijvoorbeeld Terborg en Etten, die ons met respectievelijk 13-2 en 11-0 de kantine in duvelden, gebeurtenissen waarmee ik bij mijn vriend toch nog even een soort van herinneringsglimlach op z’n gezicht kon toveren.
Dit soort onvermijdelijke ontwikkelingen sterken het besef van carpe diem, ook als de huidige weersomstandigheden meer aanleiding zijn voor een grafstemming dan voor een ouderwetse fuif. Ouder worden gaat helaas niet zonder gebreken, gedurende het bijbehorende proces hebben we het niet voor het zeggen, maar ik ben en blijf van mening dat er elementen in het leven zijn die essentieel zijn voor een stukje verlenging. Echt volwassen hoop ik nooit te worden, omdat ik om me heen teveel zie wat dat met afglijdende mens doet. Jong denken en vooral bezig en betrokken blijven is gedurende ons persoonlijke en zeer tijdelijke maffe hoofdstukje van het aardse bestaan nogal essentieel in onze pogingen om overeind te blijven, denk ik, vind ik, en beleef ik.
Volgende week ga ik weer met hem biljarten, zoals we dat vaak samen deden, waarbij we dan het onderdeel driebanden gemakshalve maar even laten voor wat het is en daarbij het credo ‘elke carambole is een feestje’ hanteren. De sudoku ging niet meer, maar met wat fantasie kunnen we samen nog wel wat activiteiten bedenken, ook al tappen ze helaas geen bokbiertje in dat tehuis.
Leve het leven!
See you.
Wil je gratis en automatisch de columns en blogs van Roelsrules ontvangen?: stuur je mailadres naar aanmelding lezersservice
Geef een reactie