Een crisisperiode als deze komt gemiddeld misschien eens per vijfig jaar voor, hetzij via een oorlog, een zware recessie of een virus, dat we nog even onze wil moeten opleggen, zodat we straks, over een jaar of twee, de draad weer kunnen oppakken, op weg naar de volgende narigheid. In die tussenliggende fasen moeten we er samen iets van maken, dat is de uitdaging die ligt opgesloten in ons leven, dat daarom nooit bestaat uit alleen maar lol en voorspoed, zo peinsde ik vandaag nog een uurtje in mijn hoedanigheid van huisfilosoof. Het is in de aanloop naar een andere tijd, een nieuw jaar altijd prettig om wat terug te blikken, naar de afgelopen tijd, of soms naar veel verder weg gelegen herinneringen.
M’n gedachten dwaalden deze week zelfs helemaal terug naar het jaar 1958, toen ik als achtjarige nog volkomen onwetend was van hetgeen zich in de boze buitenwereld voordeed. Het was de tijd van altijd strenge vorst, toen het in de herinnering elke winter bijna elke dag sneeuwde en er vrijwel voortdurend kon worden geschaatst. Het was de tijd dat ik in de vroege avond, na het afraffelen van ‘ik ga slapen, ik ben moe, sluit m’n beide oogjes toe, Here houdt ook deze nacht, weder over mij de wacht’, in mijn koude bed kroop, in die ijzige, onverwarmde kamer in het nog gasloze huis, met een houtkachel in de keuken en een kolenkachel in de alleen op zondag verwarmde woonkamer, volkomen argeloos opgevoed door mijn Nederlands Hervormde ouders, die het beste met mij voor hadden en zich niet bewust waren van het feit dat er buiten de Here om nog wel wat andere controlerende krachten en machten op de aardbol rondliepen. Dat weet je allemaal niet als je een jaar of acht bent en nog niet verder bent gekomen dan juffrouw Geerling van de Chr. Nat School te Varsseveld, die ons als onbedorven jong grut voorschotelde dat er weliswaar veel honger en narigheid in de wereld was, maar dat we dat probleem grotendeels konden oplossen door het vlijtig inzamelen van zilverpapier en het gezamenlijk opdreunen van een christelijk versje. Onbekommerde tijd was het.
Dit soort reflectiemomenten helpen prima bij de relativering van de huidige ontwikkelingen, waarbij de wereld soms op punt van ontploffen lijkt te staan. In 1958 startte Pipo de Clown, kwam het eerste boekje uit van Pietje Puk en verloor een Amerikaans vliegtuig ergens bij Georgia een atoombom die nooit is teruggevonden en misschien volgende week alsnog wel tot ontploffing komt. Dat wist ik destijds allemaal niet, want ik wist nog lekker niets, we hadden geen Wikipedia en ik kende alleen de 43 klasgenootjes van een zeer divers allooi, waarvan de mooie meisjes vooral nog mooie meisjes moesten worden. Het was nog een periode van wederopbouw, met uitsluitend hardwerkende lieden, van de dorpsomroeper ook, die rond het middaguur met z’n bel in elke straat stil hield voor zijn boodschap: ‘hedenmiddag vier uur vlees bij ’t slachthuis’, waarna menig nijvere huisvrouw de schort afknoopte om met de boodschappentas wat speklapjes uit de noodslachting te incasseren. Het was ook het jaar dat Nikita Chroesjtsjov aan de macht kwam in Rusland, de grote boeman van de koude oorlog, maar daar hadden wij tijdens het spelen met de tol en de pottenbakkers op het schoolplein nog geen weet van. De belangstelling voor de Henny’s en de Hannie’s van de klas was hooguit een zich in de zaadkiem bevindende ontwikkeling. Onze met zilveren ballen opgetuigde kerstboom bevatte in die tijd pakweg twaalf echte, witte kaarsjes die door mijn vader met trillende hand plechtig via een Zwaluwlucifer werden ontstoken, alleen op kerstavond en tijdens de twee kerstdagen, waarbij wij in familieverband met overtuiging vroom en om beurten stukjes voorlazen uit Lucas 1. Daarna duurde het nog jaren voordat ik met de lokale dominee een discussie aanging over Erich von Däniken, het geloof afzwoor, vrijwel gelijktijdig met het moment dat ik levenslang fan werd van The Beatles en aan de slag ging met de wereldverkenning.
In december van het jaar 1958 zat ook de toen 6-jarige Vladimir Poetin onder een boom te luisteren naar de kerstverhalen van zijn Russisch-Orthodoxe moeder Maria. Daarna gingen we ieders ons weegs, staat hij nu, exact 100 jaar na de komst van Stalin, aan de basis van wat kan uitgroeien tot een monsterachtig nieuw wereldconflict bij Oekraïne en probeer ik via de lokale politiek een steentje bij te dragen aan wat onbenullige stadsontwikkelingen in Lochem. Elke vergelijking gaat mank, elk voorbeeld stelt op zich niets voor, maar soms helpen dit soort maffe bespiegelingen bij de vervelende maatschappelijke worsteling van dit moment die straks, ooit, weer gaat leiden tot mooie, betere tijden.
Prachtige week gewenst.
See you.
Wil je gratis en automatisch de columns en blogs van roelsrules ontvangen?: stuur je mailadres naar aanmelding lezersservice
Geef een reactie