De uitschakeling van Oranje door Engeland gaf iets van opluchting. ’t Is Mooi geweest, de overschatting van de eigen kwaliteiten heeft immers z’n grenzen en het feit dat we grotendeels via de factor geluk de halve finale hadden bereikt betekende ook dat Onze Lieve Heer soms geeft en soms vraagt. Dat laatst aspect betrof in dit geval geduld, geduld van supporters, geduld van TV-kijkers, van heel Nederland eigenlijk, zeker toen wedstrijden achtereen bleek dat Depay op louter onvoorwaardelijke steun van Koeman kon rekenen en dat vertrouwen alleen maar beschaamde via een ‘slappe hap’-mentaliteit. De opluchting geldt vooral voor het feit dat de twee sterkste landen de finale spelen en dat is een soort van sportieve gerechtigheid, los van alle vraagtekens die we bij de VAR en de arbitrage kunnen plaatsen.
J’ai failli tomber de mon fauteuil inclinable de surprise et de soulagement. Dat gevoel had ik afgelopen zondag, toen ik dus van verbazing en opluchting bijna uit m’n relaxstoel donderde bij de binnendruppelende berichten uit Frankrijk. Le Pen niet eerste, zelfs niet tweede, maar slechts derde met haar kudde extreemrechtse volgelingen.
‘Dan heeft Macron toch de juiste tactiek gehanteerd’, was de volgende gedachte. Hij houdt immers de populisten weg uit de regering, maar nu, een paar dagen later en na het lezen van nog eens twintig artikelen over wat er nu gaat gebeuren zijn mijn ideeën een tikkeltje bijgesteld. Het wordt een hete zomer in Frankrijk, op alle fronten, maar uit die laatste Franse stembusgang kan toch iets van optimisme worden gepeuterd.
Twee dagen geleden kwam ik fietsend bij de lokale eierboer vandaan met mijn tien scharrelexemplaren, formaat L. Op het erf stond een truck met een grote H op de kentekenplaat, een Hongaar dus. Het was verrekte warm, de chauffeur drentelde loom rond z’n voertuig en was zichtbaar uit op een praatje, toen hij in wat Balkan-Engels informeerde hoe het met me ging. ‘Ok, hij wil een babbel’, stelde ik vast, van de fiets stappend. ‘I’m fine too, meende hij, toen ik een wedervraag stelde. You’re Hungarian, what do yo think of Mr Orban?, was de nogal voor de hand liggende platte vervolgvraag, want ik hou er wel van om met de deur in huis te vallen. ‘He’s no good’, klonk het verwijtend, een antwoord dat in eerste instantie het gemoed wat mild stemde. ‘He’s not enough radical and very corrupt’. De tweeslachtigheid van die vervolgopmerking bracht me in verwarring, maar de man bleek dus niets te hebben met een verenigd Europa, had een afkeer van allerlei progressieve westerse ideeën en gebruiken, weergegeven via ‘we used to have two genders, now we have five!’ – en op mijn ‘so what?’ verdomde hij in te gaan.
Ik probeerde nog iets met open grenzen en vrijheid ten behoeve van vrij handelsverkeer, waar hij als chauffeur toch baat bij moest hebben, maar niets. Toch was ‘t een aardige vent, met z’n Slavisch gevormd gesternte. Ik probeerde nog wat begrip op te brengen voor z’n standpunten, maar dat kostte veel moeite, waarna we samen vaststelden dat de wereld in elk geval flink verrot is via zijn slotconclusie ‘… and Jesus is crying’. Die gemeenschappelijke gedachte vormde een aanknopingspunt, zelfs bij de slotsom dat Hongarije nog een lange weg te gaan heeft, voordat de betrekkelijke gelukzaligheid van ons vrije westen ook daar echt is ingetreden en de oude conservatieve en nog op communisme gestoelde gedachten plaats hebben gemaakt voor het nieuwe doen en denken. De opluchting bestond hier uit het besef dat de goeie wil bij de meeste burgers aanwezig is, maar toch vooral wordt gevormd door afkomst en milieu.
See you.
Wil je gratis en automatisch de columns en blogs van Roelsrules ontvangen?: stuur je mailadres naar aanmelding lezersservice
Geef een reactie