Het komt in deze absurde periode steeds vaker voor dat de gedachten teruggaan, naar vroeger, naar toen, naar momenten dat alles nog rozengeur en maneschijn was, toen alles zo veel mooier was dan in 2022. ‘t Was allemaal groter, warmer, kouder ook, zonniger en gezelliger vooral dan nu, maar ik besef ook dat dat allemaal onzin is, want beelden uit het verleden zijn in de loop der tijd onderhevig aan nieuwe herinneringsdimensies en vervlakkingen, waarbij de werkelijkheid wordt vertroebeld door blijkbaar altijd aanwezige positivo’s onder de hersencellen, althans bij mij. Pakweg zestig jaar geleden was de situatie natuurlijk helemaal niet mooier en beter en al helemaal niet luxer. We wisten alleen niks van, we moesten het thuis doen met de Graafschapbode door de week en G.B.J. Hiltermann op zondag.
In die wollige wazige werkelijkheid was ’t in huis overal koud vroeger, behalve bij dat houtkacheltje in de keuken. Studeren deed ik op een slaapkamer met de ijsbloemen op de enkelglasruitjes en aan een klaplessenaartje dat met de maten 40 x 60 was gemonteerd door mijn favoriete timmeroompje. Ons keukenraam bevatte gordijntjes, die je met heel moeite net niet kon dichttrekken omdat er stevig was bezuinigd op de ruitjesstof. Aan de keukentafel, afmetingen 80 x 100 cm, aten wij na het Onze Vader met z’n zessen zwijgzaam de warme hap, met twee gezinsleden op de hoek, anders paste het niet. Het zijn zoete herinneringen, zoals die keer dat mijn mams plotseling werd bevangen door een culinaire impuls. Een nieuwe disvariant had z’n intrede gedaan. Op dat moment bleek dat er in de wereld meer te koop was dan alleen aardappelen met karnemelkse saus en plotseling stond daar een pan macaroni op tafel, waarvan wij zelfs de spelling bij aanvang nog niet direct onder de knie hadden. De Italiaanse deegwaar bevatte – schatting: 1960 – verder wat hamblokjes uit blik en werd door mijn vader vernaggeld door zijn vaste overdosis maggi. Mijn vader vond het maar niks, want diens fantasie heeft nooit het niveau van stamppot overschreden. Het was kortom, niet allemaal groter en mooier, of lekkerder. Dat komt vooral door de zoetgevooisde roze bril die blijkbaar de fantasie en de herinnering steeds weer vormgeeft.
Voelt lekker, zo’n terugblikje, even iets anders dan de treurigheid uit het oosten.
Een ander herinnermomentje dateert van een paar jaar later, de HBS in Aalten, waar de eerste stoere jongens zich manifesteerden, met brommers, met stoer gedrag, waar ik dan meestal net achteraan liep. Zo was er een Arnold uit Dinxperlo, die als één van de eersten lang haar had, Caballero rookte en een Puch reed. Ik denk dat hij ook nog iets had met Anita, één van de mysterieuze, mooie meiden uit de regio, die ik later ooit een keer veilig thuis ‘mocht’ brengen. Ach, veel stoerder als bij Arnold kon ‘t toch niet worden en we stonden daar als 14-jarige pubers kwijlend van de afgunst naar te kijken. Z’n rapporten waren desastreus, maar ach, daar hadden we schijt aan…hij rookte immers, en reed brommer! Arnold ging later iets anders doen en wij gingen gewoon verder. Waarschijnlijk is Arnold al lang dood, overleden aan longkanker of met de brommer tegen een boom gereden.
Een plaatsgenoot van hem was de sportfanaat op school, de uitblinker in alles, en volgens mij Wim gedoopt. Wim maakte sierlijke zweefduiken van de hoge duikplank, toverde salto’s op de mat, was met de jaarlijkse schaatswedstrijd al terug voor ik de eerste bocht uitkwam, maar kreeg nogal eens het in omgekeerde cijfervolgorde gesorteerde proefwerkblaadje als één van de eersten terug. Je kunt immers niet alles hebben en dat is op dit moment waarschijnlijk precies hetgeen Poetin en aanhangend tuig zich langzamerhand ook gaat realiseren. Herinneringen dus, sweet memories, zelfs al kom je aan het eind toch weer in de Oekraïne terecht.
See you.
Wil je gratis en automatisch de columns en blogs van Roelsrules ontvangen?: stuur je mailadres naar aanmelding lezersservice
Geef een reactie