De afgelopen dagen brachten wij wat tijd door aan de Moezel. Wat? Aan de Moezel, der Mosel, anders gezegd. Hoewel er vroeger veel momenten zijn geweest dat ik me afvroeg hoe seniel je moest zijn om een dergelijk stroomgebied per fiets te verkennen, reden wij nu twee dagen lang parmantig langs de plotseling ontdekte magnifieke hellingen van deze prachtige, kronkelende rivier, waar de druiven al worden geoogst om te worden verwerkt tot fijne droge of halfdroge wijntjes in de varianten rood, wit of rosé, een proces dat voor sommige toeristen aanleiding is om halsbrekende fotografische toeren uit te halen boven een trekker met een lading witte-druiven-pulp. Lopend door Cochem en nog een aantal andere schilderachtige dorpen en stadjes kom je er ook weer eens achter dat Nederlanders in het algemeen en Nederlandse toeristen in het bijzonder niet zelden tot een bedenkelijke mensensoort behoren. ‘Ik zie hier bratwurst en schinken staon, maor ik wet niet wat bratkartoffeln bint’, aldus een rolberoerte opwekkend heerschap uit Drenthe, dat daar met wat andere heikneuters zitting had genomen op een fraai oeverterras, waardoor mijn neiging om per direct Frans te gaan spreken sterk toenam. Het zijn taferelen die noodzaken tot snel doorpeddelen op onze eigen fietsen, vrijwel de enige exemplaren in het gebied die niet waren voorzien van complexe tandwielmechanismen, 48 versnellingen, electronische aandrijving, triathlonstuur, terreinbanden en vijf bidonhouders. Met een zekere trots deed ik de hellingen nabij Zell met twee vingers in de neus en nadat ik mijn vriendin in de eindsprint weer eens achteloos naar het tweede plan had verwezen, maakten wij andermaal kennis met de ongenoegens van een te goedkoop appartement, drie hoog achter: een trage wifi, de laatste jaren de grootste stressfactor op veel vakantieadressen. Geen blogs kunnen schrijven, niet kunnen googlen, geen actuele beurskoersen, nauwelijks Ruzzle, kortom: geen contact met ‘buiten’, een soort Remi-gevoel zo gauw je van huis bent. De alternatieven, zoals het lezen van tijdschriften, een analoog boek of het vullen van een sudoku liggen allemaal in de reistas, maar komen daar slechts met de grootste moeite uit tevoorschijn, omdat alle toeristische items nu eenmaal een verdiepingsslag via Wikipedia vereisen. Uiteindelijk vindt er gewenning plaats, doorgaans vlak voor het moment van vertrek.
Verder ben ik al sinds 1975 een ongelooflijke fan van Freek de Jonge, ga ik minimaal nog 1 x per jaar naar een voorstelling, want hij is en blijft scherp, maar Freek is ook een egotrippertje pur sang, iemand die zonder publieke belangstelling binnen een week sterft en daarom voortdurend de media opzoekt, nu met een serie inmiddels gepubliceerde foto-opnamen van hemzelf en z’n trouwe Hella, bedoeld om de toenemende kwetsbaarheid van de oudere mens in beeld te brengen. ‘Freek, beste jongen, briljant cabaretier, doe dat toch niet, wat bereik je ermee? Tuurlijk, je mag nog eens bij Matthijs of Jeroen aan tafel, maar je mag toch ook wel een klein stukje minder hoeven als je bijna 75 bent?’ Rare zin, ik geef het toe, maar taaltechnisch toch juist. ‘Kom op Freek, weg met die onzin, gewoon doorgaan met ageren tegen de Peters R de Vries van deze tijd, cabaret maken, op de barricaden voor de Groningers en over een paar jaar in ’t harnas sterven, just like good old Tommy Cooper’. Die deed dat gewoon live na twee flessen whiskey.
Het blijft maar mooi weer, we gaan weer naar buiten.
Fijn weekend.
See you.
Geef een reactie