Wij wonen in een wijk in een wat suffig slaapstadje in de Achterhoek. Dat is een bewuste keuze, niet in ’t minst omdat ik in deze contreien ben geboren en getogen, en omdat andere regio’s doorgaans weinig méér te bieden hebben dan die van mijn roots. Wonen in een wijk biedt zo z’n voordelen, maar heeft met mooi weer ook een flink aantal schaduwkantjes, kwestie van plussen en minnen dus. Zo wordt onze tamelijk mediterrane tuin begrensd door die van de zij- en achterburen, gemeten naar geluidafstand pakweg acht huishoudens, die allen op hun eigen wijze met elkaar communiceren, gras maaien, boren, schuren, frezen, kinderen opvoeden of huisdieren houden. Wonen in een wijk betekent alles bij de hand hebben en niet in de winter veel koude kilometers moeten rijden voor een vergeten flesje koffiemelk of een halfje volkoren.
Wonen in een wijk betekent ook begrip hebben voor de achterburen, specifiek onze achterbuurvrouw. Ze is van Turkse komaf en daar is niks mis mee, maar om bij mooi weer, vrijwel tegen onze gemeenschappelijke schutting aan, via Facetime een uur lang met de familie in Ankara de dagelijkse komkommerkoersen door te nemen gaat mij te ver, vooral als ze daarbij een volume hanteert alsof ze de hele afstand zonder telecommunicatie moet overbruggen.
Wonen in een wijk is best prettig omdat ik verder alleen maar superburen heb, waarmee de contacten perfect zijn. Wijkwonen in de zomer heeft echter weer als nadeel dat het gras snel groeit, waardoor de vijf soorten maaimachientjes twee maal per week over het gazon snorren, vrijwel altijd twee minuten na het moment waarop ik heb besloten een dutje te doen onder onze spaarzaam gebruikte veranda, en ik dus binnenkort een ideetje in de acht brievenbussen deponeer over een gemeenschappelijk tijdstip om met z’n allen tegelijkertijd die groene sprieten te lijf te gaan.
Wonen in een wijk is geven en nemen, en de incidentele overweging om toch nog iets buitenaf aan te schaffen wordt bij elke zoekactie op Funda direct in de kiem gesmoord door de stompzinnige vraagprijzen van dit moment, zodat ik snel weer wegzink in de kussens van ons tuinmeubel om aandachtig te luisteren naar het vrij eenzijdige repertoire van het snel groeiende lokale tortelduivenbestand, waarbij ik inmiddels heb vastgesteld dat de doorsnee duif koert in een drievoudige Bes-mineur. Veel saaier en monotoner vogelgeluid bestaat er mijns inziens niet, hoewel de regelmatig overvliegende roekenkolonies bij de schepping ook niet vooraan hebben gestaan bij het uitdelen van zangkwaliteiten.
Wij koesteren dus onze plek en alle geluidsoverlast nemen we voor lief, waarbij we in voorkomende gevallen kunnen terugvallen op het populaire fenomeen oordopje. Inmiddels staat de buiten-TV gereed voor het EK voetbal en ben ik persoonlijk helemaal voorbereid op een prachtige zomer. Het wordt een feest mensen!
See you.
Wil je gratis en automatisch de columns en blogs van Roelsrules ontvangen?: stuur je mailadres naar aanmelding lezersservice
Geef een reactie