Wij gaan graag af en toe een hapje eten, meestal bij één van de gebruikelijke eettenten in en rond ons stadje, vaak via kleine, lekkere hapjes van de onvolprezen Babbelaer, de pizza van een gelijknamige boer, annex shoarmatent of in een ander tof eetcafé. Soms moet je ook culinair wat bakens verzetten en eens wat anders uitproberen. Via dat gedachtegoed reserveerden we een tafeltje bij een in korte tijd nogal rijkelijk van hoge cijfers voorzien Indiaas vreetschuurtje, want dat is de eerste indruk als je daar in een open en te fel verlicht vertrek binnentreedt, met teveel tafeltjes, te weinig decoratie en talrijke ijverig rondrennende ‘indianen’, een ruimte dus met een akoestiek waarbij menig strijkorkest verlekkerd de klanken zou kunnen laten weerkaatsen op de te hoge, kale wanden. De tent wordt gerund door hardwerkende en vooral goedbedoelende, ijverige en sympathieke Indiase lieden zich die de benen uit de kont lopen om de ook nu weer talrijke passanten te bedienen. Een flesje lauw Grolsch vervangt het gewenste koele tapbiertje, vanuit de vaste veronderstelling dat er wel iets te blussen op tafel zal verschijnen. We zitten middenin het vertrek, pal bij de deur, waardoor nog steeds veel en voornamelijk vergeefse liefhebbers arriveren.
Indiase gerechten bevatten doorgaans veel spicy onderdelen, afgewisseld met medium kruidige, en soms milde varianten. Bij mij gaan de poriën al open bij het eerste vleugje pepermengsel, waarin, zo weet ik intussen, vaak het stofje capsaïcine is verwerkt dat dan samen met een combi van kurkuma, kerrie en koriander via een listige constructie verwordt tot een alkaloïde dat de nociceptoren op de tong stimuleert, waarbij ik beken dat die laatste bijzin uit de Wikipedia-hoed is getoverd, en die ertoe leidt dat ik voorzichtigheidshalve twee gerechten doe die als mild staan omschreven. Het duurt eindeloos, afhalers lopen midden in het restaurant het bedienend personeel bijkans tegen de vlakte, want ook van de discipline ’laten bezorgen’ wordt door mijn plaatsgenoten veelvuldig gebruik gemaakt. Wij kijken wat ongeduldig om ons heen, maar zie daar, Omar arriveert al bij het tweede biertje met het voorgerecht, een losse flodder in onduidelijk bladerdeeg met een vulling, die helemaal niet mild, maar alderjekes scherp is. Het gerstenatje blust de overdosis enigszins, maar de over-kruidige smaak doet afbreuk aan mijn beeld van lekker eten. Naast ons wordt een duo erg ongeduldig en hij beweert even later dat de bij ons uitgeserveerde volgende menu-optie eigenlijk voor hen was bedoeld. Nee hoor, wij hadden dit toevallig ook besteld. Amok ligt duidelijk op de loer, maar wat sussend tracht Ishaan het oplaaiend ongeduld binnen de perken te houden, om zich heen spiedend om het kleine ongemak buiten de publieke opinie te houden, gebruik makend van een steenkolen-Engels, dat dan weer charmant-relativerend uitpakt. Het loopt goed af, en mijn vegetarische en zonder peper-afbeeldingen aanbevolen hoofdgerecht blijkt ook een verre van mild wortel- en paprika-drabje te zijn, waardoor we unaniem besluiten dat dit niet echt een structurele eetplek gaat worden, ondanks de goede bedoelingen, ondanks de prettige prijzen en ondanks de inzet van Shian, die charmant z’n tanden bloot lacht als ik vraag of het toetje van vanille-ijs toevallig ook spicy is. Het kost allemaal geen drol, dat is waar, de nota is sympathiek, maar mild is mild en spicy is spicy, dat gaan ze vast nog wel leren daar, net als dat stukje inrichting, de planning en het met iets meer gevoel en omvang toepassen van garnituurtjes, al was het maar om ervoor te zorgen dat die losse deeg-rolletjes niet voortdurend van het bord sodemieteren tijdens het uitserveren. De waardering komt door het lekkere naan-brood nog op een 6-, maar dat vatten ze vast wel sportief op daar en na een jaar extra integratie gaan we ’t misschien nog eens proberen.
See you.
Wil je gratis en automatisch de columns en blogs van Roelsrules ontvangen?: stuur je mailadres naar aanmelding lezersservice
Geef een reactie