We beleven een doldwaze zomer, waarbij je geen peil kunt trekken op wat er komen gaat en waarbij het dagritme wordt bepaald door de onvoorspelbaarheid en grilligheid van wolkbreuken en de daaraan gekoppelde buienradar.
Dat was vroeger wel anders, althans in de herinnering. Toen hadden we altijd mooie zomers, waarschijnlijk vooral omdat je de slechte vergeet. In die jaren waren niet alleen de zomers warmer, maar ook de winters kouder, de herfsten kleurrijker en het voorjaar was steevast het seizoen om plannen te maken voor de rest van het jaar.
Zwemmen deden we in open water, in ons geval in een afgezet stukje Slingebeek, waar een paar stuwen zorgden voor een onderverdeling van de drie gewenste baddiepten van, ik meen, 2 meter, 1 meter 25 en nog een soort pierenbad. Van de soms abominabele kwaliteit van het water hadden we nog geen weet, de badmeester heette ons leven lang Tuenter en was analfabeet, hetgeen niks afdeed aan zijn kwaliteiten van toezichthouder. De zonneweide kwam wat later en daar lagen onze meiden begerig te wachten tot ze versierd zouden worden, een perceptie die anno 2024 bijna niet door de beugel kan, maar ja, ’t waren andere tijden.
Op de spaarzame mooie zomerdagen van 2024 zie je plotseling allerlei lieden capriolen uithalen die er nadrukkelijk om vragen beschouwd te worden. Simon Carmiggelt was de grote meester van de observatie, maar arrogant als ik ben doe ik vaak pogingen om daar op aan te sluiten. Er vallen me altijd dingen op bij de mens in het algemeen en de vreemde verschijningsvorm in het bijzonder, die in aantallen overigens sterk groeien. Met mooi weer gaan veel lui zich plotseling anders gedragen, qua kleding, qua vervoer, qua schijnvertoningen en die willen nog wel eens vermakelijk zijn, zoals gisteren, op zaterdagmiddag.
Tijdens onze middagzit met een biertje en een ‘snaai-plank’ in – of all places – Vorden, parkeerde een donkergrijze Porsche met ronkende uitlaat vlak voor onze neus. De hoofden van de terrasbezoekers veerden in het gelid naar links, waarna zich het volgende tafereel voltrok. Aan de achterkant oogden beiden nog snel, zij geblondeerd en hij grijs, en beiden voorzien van uitbundige hoofddeksels en dikke zonnebrillen. Toen volgde het ritueel van het uitstappen en dat is geen feestje in een laag-bij-de-grondse Porsche van pakweg 1,5 ton, maar in dit geval werd het extra gênant omdat beiden een ernstige vorm van artrose, reuma of andersoortige slijtage onder de leden bleken te hebben, die ze nogal tevergeefs trachtten te verbergen via een achteloze manier van doen, maar waar alle terrashoofden moeiteloos doorheen prikten, sommigen vervuld van medelijden, anderen boordevol leedvermaak en toen zij uiteindelijk het voertuig hadden verlaten en moeizaam lopend elders een plek zochten om de schijn van vergane glorie verder te maskeren mompelde menigeen nog wat na over de zojuist voorgeschotelde komische voorstelling, waarbij ik nog een kort moment een banana-splitje vermoedde.
Heerlijk sneu noemen we dat, zoals zovelen onder de gefortuneerde oudere landgenoten bij God niet weten waar ze heen moeten met al die slappe was en dus maar een zwaar overtrokken bolide aanschaffen, dan wel een stulpje van een paar miljoen. Ik snap ‘t en ik snap het vooral ook niet, maar dat ligt echt aan mij.
See you.
Wil je gratis en automatisch de columns en blogs van Roelsrules ontvangen?: stuur je mailadres naar aanmelding lezersservice
Geef een reactie