Een waanzinnige zomer is het. Terwijl afgelopen nacht onze regenton weer eens een beetje volliep, is het vandaag weer gewoon 25 graden, alsof het de normaalste zaak is op 7 september. De mooiste manier om dat soort ontwikkelingen te overdenken is zittend op de fiets, in je uppie, liefst dwars door een stiltegebied. Het was dan ook een feestje om weer eens even op een racefiets te zitten. Na een maandenlange ontkenning, omdat een intern stemmetje iets zei van: ‘hou toch eens op om op die leeftijd nog capriolen uit te halen met klikpedalen, een racebroekje en een helm’, was het toch nog zo ver, op de valreep van de zomer.
De eerste kilometers was het nog even wennen, aan de zit, de tred, de drukte op de weg. Op een racefiets is alles anders dan op een gewone fiets. Je moet alerter zijn, vooral omdat de snelheid moorddadig hoog is, je moet anticiperen op kruispunten, oversteekplaatsen en plotseling opdoemende mede-oudjes, die nooit wat in de gaten hebben, laat staan een leeftijdgenoot die met 32 km/uur langs zoeft. Daar staan de meeste spiegels helemaal niet op afgesteld en een bel is meestal besteed aan dovemansoren.
Na 15 kilometer doet m’n rug nog een beetje au en begint de heup licht te protesteren, een probleem dat ik professioneel kan tackelen door pure ontkenning. Na 25 kilometer kom ik in de fase van reflectie en breekt het moment aan om volkomen in balans de politiek door te nemen, vooral door hardop tegen mezelf te lullen, een gewoonte die ik ook in de auto vaak pleeg te hanteren en die succesvol is vanwege de geringe hoeveelheid tegengas. Staghouwer moet weg, denk ik nog, niet wetend dat ik binnen een dag m’n zin zal krijgen. Maar wie dan en hoe lossen we het stikstofprobleem op? Ik passeer allerlei agrarische bedrijven waar de stank niet te harden is en neem me voor nog vaker vegetarisch te eten. De mais op het land lijkt verbrand, maar bevat toch flinke kolven. Het gras is dor en droog, als op de steppen van Siberië, al ben ik daar de laatste tijd weinig geweest.
Ik peddel door en arriveer in de fase van presteren. ‘Verdomd, het gaat nog prima’, praat ik mezelf moed in, en op een lichte helling bij de Lindesche Molen kan ik nog versnellen, zijn alle pijntjes nu wel weg en neem ik mezelf voor dit nu tweemaal per week te blijven doen, mits tijd, mits droog, mits zin.
Intussen zit ik alweer 40 kilometer in de pedalen en rij ik triomfantelijk door het centrum van het dorp Ruurlo, een riskante onderneming vanwege de altijd aanwezige grijsbevolkte terrassen. Nog tweemaal een klimmetje en dan nog wat uitrijden en ik betrap mezelf op het neuriën van De eenzame fietser. De voldoening nadert een hoogtepunt en de stofjes die verder vrijkomen na zo’n rit zijn allemaal van de categorie pret, ook al val ik bij thuiskomst nog bijna op m’n bek door de stroeve klikpedaaltjes, maar dat heeft niemand kunnen waarnemen. Tevredenheid is een groot goed en met deze voorzichtige herstart kan ik weer gaan denken aan meer, aan vaker, ook al heb ik een dag later wat logische naweetjes.
Vrolijke en olijke groet uit Lochem dus, onder het motto hoe ouwer hoe gekker!
See you.
Wil je gratis en automatisch de columns en blogs van Roelsrules ontvangen?: stuur je mailadres naar aanmelding lezersservice
Kranig hoor Roel,
Beter dan een elektrische fiets, nu mag je wel even lekker uitrusten!!!
Groetjes Christa.