Onze afspraak bij de specialist was laat in de middag, zo’n tijdstip waarvan je weet dat de zaak inmiddels fors is uitgelopen en waardoor je nog pakweg drie kwartier zit te pietliepen in de volle wachtruimte, met daarin altijd wat bijzondere types die je op basis van een grauwe gelaatsuitdrukking, rookgeur, foute zonnebril en taalgebruik al vrij snel kunt kwalificeren als kampers, waarmee op zich niks mis is, maar die misschien af en toe een heel klein beetje moeite zouden kunnen doen om mogelijke vooroordelen vanuit het publiek voor een deel weg te nemen.
We zitten onze tijd berustend uit, in afwachting van het gesprek met mijn longarts, die een maand geleden alweer mijn longontsteking had gekwalificeerd als een bijzonder heftig geval. De vergelijkende foto’s brachten – oh heerlijk – al snel helderheid. Die van april was vaag en troebel, vormgegeven door ontstekingsellende, die van vorige week was helder en scherp getekend. ‘Een jonge god?’, wou ik al een voorzichtig voorschot nemen, maar daar had ie op gerekend. ‘Je zit er gezond en vitaal bij’, begon hij complimenterend. Die stak ik alvast in m’n zak, waarna hij vervolgde met ‘maar je bouwjaar is wel 1950, aldus toch nog vrij stevig aangevend dat zich dan wel eens onvoorziene dingetjes rond het fysiek kunnen manifesteren. De opluchting spatte er vanaf, want over twee weken kan ik een herstart met maken met parachutespringen, bergbeklimmen en de eerste training voor de halve marathon, soort van dan. Onnodig te zeggen dat ik superblij ben met deze afloop, die ook zo maar met een beetje pech desastreus had kunnen eindigen. Gutteguttegut, je maakt wat mee soms, op voorwaarde dat je oud genoeg wordt en ook dit soort ontwikkelingen vormt weer fantastische gespreksstof op feestjes, in de kroeg of aan de keukentafel. Tot op zekere hoogte mag je zo’n gebeurtenis verrijkend noemen, want je overleeft ‘t, doet je voordeel ermee en dan ga je weer in volle galop door naar de volgende fase in deze mallotenwereld, die net zo saai of spannend is als de invulling die je er zelf aan geeft.
De orde van de dag dus maar weer. Artificial Intelligence, AI? Horendol worden we van de bespiegelingen, de bedreigingen, de gevaren en risico’s. Alle kranten en andere nieuwsbronnen hebben hun zegje erover gedaan en dus beperk ik me tot wat geruststellende frasen. Het waait over, denk ik. Het is louter een techno-hoogstandje waar een massa gebruikers erg opgewonden van raakt. We moeten op onze hoede zijn voor foute algoritmes, maar die waakzaamheid was met alle fake-news toch al geboden. AI heeft geen humor, kan niet nuanceren, niet relativeren en mist menselijke creativiteit. Met AI kun je weliswaar een schilderij nabootsen, maar dan een exemplaar zonder verf, zonder geur, zonder doek, zonder missers en dus zonder echtheid.
Waar zijn we nu dan zo bang voor? Volgens Bert Wagendorp resteren straks alleen sport en spel als restanten van geneugten die we we als mens kunnen en mogen genieten. Er zij toch allerlei dimensies te bedenken die niet via AI kunnen worden gerealiseerd? Binnen mijn fase van opluchting is bovendien helemaal geen plek voor AI en ik vraag me af wat AI kan doen om de watertekorten in Zuid- Spanje op te lossen, de bosbranden in Canada te doven of de overstromingen in Bangladesh te temperen.
Ik ben geneigd om deze ontwikkeling met een korrel zout te nemen, niet in het minst omdat de mogelijke maatschappelijke gevolgen van deze dreiging volkomen in strijd zijn met mijn actuele struisvogelhouding, waarbinnen even geen plaats is voor narigheid, in welke vorm dan ook. De opluchting overheerst, en dat wil ik graag even zo houden. Daarom ook is de prachtige kunstwandelroute op landgoed Enghuizen in Hummelo een aanbeveling waard, met onderstaand wat bewijsmateriaal.
See you.
Wil je gratis en automatisch de columns en blogs van Roelsrules ontvangen?: stuur je mailadres naar aanmelding lezersservice
Mooi dat je weer beter bent Roel. Valt mij sowieso op, dat er veel mensen in mijn sociale omgeving kampen met longontsteking.