‘Dag, gaat u zitten.’
Dat doen we, waarna hij direct met de deur in huis valt.
‘Kijk, op deze beelden zie je daar, daar, daar en daar de mindere plekjes in de ruggenwervel.’
Tja, ’t was een heldere weergave, daar in die kliniek.
Een week geleden zaten we samen met een neurochirurg aandachtig te praten over de toestand van m’n rug aan de hand van MRI-beelden van die ondersteunende onderste regionen. Door de helaas uitstekende kwaliteit van de scan kon ik het zaakje scherp observeren en daaruit diagnosticeren dat de wervels hun beste tijd wel hebben gehad, een voorzichtige analyse die iets te uitbundig door de verder minzame arts werd bevestigd, waarna wij gezamenlijk het gesprek konden voortzetten over een reddingsplan voor de komende maanden. Tja, degeneratie heet dat, in de volksmond aftakeling, we maken het allemaal mee.
In het verlengde van deze onomkeerbare ontwikkeling had ik kortgeleden nog een geweldig gesprek met een ouwe vriend over hetgeen het leven ons heeft gebracht, in alle geledingen, met alle knotsgekke details, belevenissen en avonturen die we zo de laatste halve eeuw hebben doorgemaakt. Dat blijkt, bij een goede beschouwing, best veel, waardoor de nu gesignaleerde roofbouw nog eens op irritante wijze dat intensieve leven accentueert.
Dankzij een fors incasseringsvermogen zijn we er tot dusver in geslaagd om de tand des tijds fors tegengas te bieden. Daarbij zijn we ons beiden bewust van het feit dat Vadertje Tijd veel van ons heeft gevraagd en dat hij de klok inmiddels op 10 voor twaalf heeft gezet. Het is echter onmogelijk om aan dit lastige verschijnsel voorbij te gaan en zo kwamen we gekscherend uit bij het thema euthanasie, vanuit de ironische benadering voorlopig. Inleveren, dat willen we niet, nooit, we zijn in ons hoofd eeuwig jong en willen dat vooralsnog blijven tot het ultieme moment dat we de pijp uitgaan. Ja toch?
De praktijk is waarschijnlijk anders en ’t is alleen maar prettig dat we niet in de toekomst kunnen kijken. We zijn beiden niet van het type ‘tot je dood in huize Avondrood’ en via die benadering zaten we de euthanasieverklaring vast in te vullen, vanuit de alternatieve benadering. Vanuit die invalshoek kwamen bij het punt steunkousen en de vraag of het moeten dragen daarvan al voldoende reden is om de euthanasiearts in te schakelen of de pil van Drion te laten aanrukken. Met een biertje erbij kun je hilarisch ouwehoeren over dat soort zaken.
En ach, straks, morgen, volgend jaar, ooit, gaan we onze nieuwe maatstaven bepalen en da’s best een lastig proces. Vooralsnog put ik echter moed uit de constatering dat de medische wetenschap met sprongen vooruitgaat en misschien wel op het punt staat de kloof te overbruggen waar ik nu nog met geen mogelijkheid overheen kan springen. Verder heb ik zojuist bij de drogist een paar gros positiviteits-pillen en een emmertje motivatiedrank aangeschaft en laat ik de stramme spieren de komende weken nog eens heftig onderhanden nemen door mijn fysiotherapeut die door zijn Jerommeke-kaliber steevast in staat blijkt zijn behandeling te laten resulteren in de conclusie dat het merendeel van de zevenhonderdendrie spieren nog best goed functioneert.
Na deze laatste lastige zin geef ik onder het motto rust roest dat laatste kwart van mijn leven een forse impuls en zal ik de lezer nog een flinke periode vergasten op m’n breedvoerige kijk op onze merkwaardig afglijdende samenleving.
See you.
Wil je gratis en automatisch de columns en blogs van Roelsrules ontvangen?: stuur je mailadres naar aanmelding lezersservice
Geef een reactie