Het was ergens medio 1963, nog maar een paar maanden na de elfstedentocht van Reinier Paping. Mijn leraar Nederlands op de HBS te Aalten was een cynicus pur sang en kon niet nalaten om na elk proefwerk of dictee even stil te staan bij de fout van de dag of de blunder van de week, door deze pijnlijk te benoemen, met naam en toenaam en ten overstaan van de hele klas, 1B in dit geval. In dat dictee, dat ik me nog tot in details herinner, kwam een woord voor dat ik nog niet kende, kan gebeuren als je net 13 bent, maar als je daar dan pijnlijk treffend, hilarisch doch gênant op wordt gewezen, wordt het een gebeurtenis die je vormt en waarvan je leert.
Om een lang verhaal wat in te korten. Het ging om het woord fraude, waarvan ik tot dat moment nog nooit had gehoord en dat ik vervolgens met sierlijke letters als vrouwde op het a4-tje deponeerde, inclusief het zeer donkerbruine vermoeden dat er iets niet klopte. Van Triest, de leraar in kwestie, wist dit gevalletje haarfijn uit te nutten en dat incidentje was het moment in mijn leven dat de taalantenne werd uitgeschoven en dat mijn overgevoeligheid voor letters, woorden, zinnen, punten en komma’s, vervat in verhalen en beschouwingen, strak werd geactiveerd, tot in het extreme. In datzelfde schooljaar ging het in de Engelse les nog een keer mis en wel met de uitspraak van het woord thought, best lastig als je ’t nog niet allemaal onder de knie hebt, maar waarbij de uitspraak toet ook leidde tot gierende lachsalvo’s binnen datzelfde 1B-clubje.
Daarna kwam alles goed en vanaf dat moment kregen mijn eerste tekstuele bijdragen vorm via clubblaadjes, de krant, een tijdschrift, personeelsbladen en een boek. Het was het startsein van lange reeksen schrijfsels, van brieven en bezwaarschriften tot pleidooien en managementstukken, en de harde schijf van m’n desktop zucht wel eens diep onder de enorme vracht aan opgeslagen documenten. Rond 1998 resulteerden die bijdehante pennenvruchten in een arbeidsconflict, omdat mijn mening over een organisatieverandering en de wijze waarop die plaats vond niet in lijn was met mijn overontwikkelde gevoel voor onrechtvaardigheid en hoewel je in sommige gevallen beter de zaak op z’n beloop kunt laten en eieren voor je geld kunt kiezen moest ik zonodig weer in de pen klimmen om de directievoornemens aan de kaak te stellen, resulterend in ontslag. Ik zal er nooit spijt van hebben of krijgen. Spontaniteit maakt deel uit van mijn karakter en dat impulsieve element wil ik graag nog een jaar of twintig vasthouden, zelfs als dat niet altijd even verstandig is of indruist tegen wat anderen soms wijs vinden. Uitsluitend leven vanuit de ratio is namelijk oersaai en van berustend burgerlijk gedrag wordt een mens snel oud, zie ik om me heen. Dit waren een paar korte fragmentjes uit de persoonlijke archieven, een tipje van de over mijn verleden gedrapeerde sluier en de vele miljoenen geproduceerde woorden en zinnen worden vast nog gevolgd door honderdduizenden andere frasen en alinea’s, verzameld in blogs, columns, publicaties of nog eens een dikke roman.
Maar een blog zonder actualiteit ontbeert iets en het was van een ontroerend niveau toen Jan Terlouw gisteravond nog eens kwam opdraven om de desastreuze klimaatverandering onder de aandacht te brengen. ’Als wij ons gedrag niet radicaal veranderen is het over 50 jaar gebeurd met de aarde’, luidde zijn wanhopige, doch innig gemeende oproep aan de internationale gemeenschap, een boodschap die vergezeld ging van nog eens catastrofale beelden over ontbossing en smeltende ijskappen.
Dat imponerende taalmomentje van Terlouw is vele malen belangrijker dan mijn oude dictee-probleempjes en bovendien van een heel ander niveau dan al het andere geneuzel dat wij dezer dagen krijgen voorgeschoteld over de informatielekjes van Den Haag of de open terrassen, en zijn hartekreet wil ik graag ondersteunen met een fors: Hup Jan!
See you.
Wil je gratis en automatisch de columns en blogs van Roelsrules ontvangen?: stuur je mailadres naar aanmelding lezersservice
Geef een reactie