Een paar dagen geleden lag ik, gehuld in slechts wat bovenkleding, in een soort van baarstoel. Met drie vrouwen tussen de 25 en 40 levensjaren deed ik vanuit deze nogal hulpeloze positie pogingen om quasi-nonchalant te babbelen over de Oekraïne en de gemeentelijke verkiezingen. Deze niet-alledaagse openingszinnen vergen waarschijnlijk wat uitleg. Dat zit zo. Er was een vermoeden van iets onregelmatigs in mijn onderste regionen en voor het daartoe noodzakelijke onderzoek was ik al dagenlang bloednerveus. De onderzoeksmethode en de details laat ik graag over aan de fantasie van de lezer, maar in combinatie met de daarvoor essentiële doch zeer gênante houding vergt zoiets een acceptatiegraad die niet tot mijn doorontwikkelde competenties behoort. De drie vrouwen deden hun stinkende best om me gerust te stellen, en dan hang je dus maar wat te lullen over de opvang van vluchtelingen in Zenderen en een extra zetel voor mijn lokale partij in Lochem. Maar zie daar, via een minuscuul wondertje van cameratechniek werd ik even later volkomen gerustgesteld, want uiteraard maak ik uitsluitend melding van dit soort discrete privé-gebeurtenissen als alles goed is. Na zo’n prettig-nieuws-avontuur zweef je bijna de kamer uit, 99 procent minder gestrest dan bij binnenkomst. De constatering van ‘alles goed’ krikt het zelfvertrouwen immens op, waardoor ik via een subtiel en vreugdevol luchtsprongetje bijna de ziekenhuistrap afdonderde.
Tekstuele denkbruggetjes zijn ook nu snel gemaakt en na deze anekdote over mijn persoonlijke voortuintje liep ik gisteren door een volkswijk de reguliere varianten te bekijken, voornamelijk om de gedachten aan en de beelden van Marioepol van het netvlies te schrapen. Zinnen verzetten is immers een noodzakelijke bezigheid in deze tijd van narigheid. Bij deze nieuwe beschouwing ging de aandacht bewust uit naar de immense hoeveelheid fantasieloze wijkbewoners als het gaat om de inrichting van een paar vierkante meter voortuin, slechts aanwezig omdat het bouwtechnisch lastig is om de voordeur direct tegen de trottoirrand te posteren. Het voortuintje is dus vooral een noodzakelijk kwaad, waarbij de aanleg onderhevig is aan de creativiteit van de bewoners, een initiatief waar slechts weinigen een succesvolle onderneming van weten te maken. Ik denk zelfs dat het voortuintje in veel gevallen het karakter en het niveau van de bewoners karakteriseert. Klopt, het voortuintje is bijna altijd een onding, waar je niet veel mee kunt. Bekleding met grind(tegels) is in veel situaties de gebleken oplossing voor deze plekjes, soms geaccentueerd door een onooglijke tweekleurenvariant, opgedoft met een krakkemikkig hekje of poortje, of aangevuld met een afzichtelijk en slordig gedrapeerd beeldhouwwerkje van de Action. Spontaan groeiend gras is een andere veel gekozen optie, vanuit het idee dat we de natuur gewoon haar gang laten gaan, een opvatting die dezelfde natuur dan ook met beide handen aangrijpt door zich uitbundig, en omwoekerd door diverse kruidige familieleden van haar beste kant te laten zien. Vitrage en aanverwante raambekleding vormen in dit soort gevallen een paar meter verderop een extra accentje als het gaat om de karakterisering van de bewoners, die financieel doorgaans niet tot de elite behoren, maar desondanks best wat creatiever zouden kunnen opereren. Tijdens zo’n wandeling denk je al licht optimistisch aan het gegeven dat al ruim een kwart van de Russische invasie-generaals is gesneuveld, om aan te geven hoe lastig het is om de gedachten aan ginds los te laten, en even afstand te nemen van de horror die 24 uur per dag over ons wordt uitgestort. Voortuintjes als afleiding dus, maar morgen misschien wel lantaarnpalen.
See you.
Wil je gratis en automatisch de columns en blogs van Roelsrules ontvangen?: stuur je mailadres naar aanmelding lezersservice
Geef een reactie