’t Mag weer! Zeker met ’t briljante weer rond Pasen was ’t een veel gehoorde uiting van genoegen. ’t Kan weer, zo zo fijn dat we er weer op uit kunnen trekken. Erop uit, dat klinkt ontzettend vijftiger jaren, toen we er amper op uit konden omdat de portemonnee niet zo dik was, de hoeveelheid vertier nauwelijks het vermelden waard, de vervoersvoorzieningen armoedig. Erop uit was toen nog voorbehouden aan de beter gesitueerden, die zich hun eigen automobiel konden veroorloven, en erop uit gingen om een paar kilometer verderop pal langs die paar kilometer autosnelweg te bivakkeren, voor de rust en het vertier, de dekentjes gespreid tot op de vluchtstrook, het Formica-tafeltje uitgeklapt. Fabeltjes? Nee hoor, ‘t gebeurde echt, want de recreatie moest vooral dichtbij huis worden gezocht en bermtoerisme was daar een weerslag van, zeg maar zo rond de opkomst van de hoelahoep.
We mochten dus de afgelopen week afstand nemen van ‘de’ oorlog, een term die tot zes weken geleden steevast betrekking had op WO-II. We mochten weer naar buiten, ons kranig vertreden langs bijvoorbeeld de Kunstroute in mijn gemeente, waar tientallen kunstenaars en een handvol die zich volkomen ten onrechte tot deze doelgroep rekenen, konden tonen wat ze tijdens Corona hadden gefabriceerd. Er waren prachtige staaltjes bij en met bewondering stond ik af en toe gapen naar hetgeen door vrijwel uitsluitend vrouwen-in-de-overgangsfase in elkaar was geboetseerd, geschilderd, gesmeed en geborduurd.
’t Mag weer, we mogen weer, we kunnen weer en voor menigeen geldt de interpretatie ‘we motten weer’. Dat laatste was ook helder zichtbaar bij ’t oudere echtpaar dat in tegensteling tot het overige terraspubliek voor de zekerheid op de meest winderige plek in de ‘schemme’ van een kroeg in Laren had plaatsgenomen. Beiden oogden chagrijnig, vraten plichtmatig en zonder een spoor van genot hun ruimhartig geserveerde appelgebak, keken zwijgend en flink depressief naar het hen omringende publiek en moesten daarna nog 15 kilometer doortrappen naar het behaaglijke thuisfront, waar een evaluatie in dit geval onontkoombaar heeft geleid tot de vaststelling dat een beetje regen op dit soort dagen helemaal niet perse een slecht idee is, zodat hij dan gewoon z’n duiven kan melken en zij met gelijkgestemde buurvrouwen een ochtendje punikkend kan bijpraten over hetgeen zich in familiekring heeft ontwikkeld rond kinderen en kleinkinderen. Menigeen verzucht na een paar van dit soort weekendjes dat een incidentele lockdown zo slecht nog niet was, dat die eigen bubbel ook z’n charmes had en dat er vooral ruimte moet zijn voor individuele ontplooiing.
’t Mag weer en ’t mot weer, en met al dat gemot en gemag heb ik tijdens die mooie dagen een hardnekkige keelontsteking opgelopen, omdat de wind volgens de pakweg zeventien miljoen landelijke weersdeskundigen uit de verkeerde hoek waait, voor deze tijd van het jaar. Mogen en moeten dus, ik moet er nog aan wennen en ik mag hopen dat ik morgen weer fit ben. Eerst weer aan de Natterman en de strepsils, waarschijnlijk net als Jet en Juul uit Laren.
See you.
Wil je gratis en automatisch de columns en blogs van Roelsrules ontvangen?: stuur je mailadres naar aanmelding lezersservice
Geef een reactie