Verdorie, ’t gebeurde de afgelopen dagen al een paar keer. De media kwamen al verschillende keren met ander nieuws dan het gemierenneuk over de crisis, dus er lijken dingen te veranderen. Het summum van die positieve nieuwsontwikkeling is de vondst van een pissebed bij Winterswijk. In de lokale steengroeve, dat geweldige geologische Achterhoekse museum, werd nu een exemplaar schoongeborsteld van pakweg 250 miljoen jaar oud, afkomstig uit het Trias-tijdperk. Deze tijdgenoot van de dinosauriërs werd in een fossiel gevangen en kreeg als naam Gelrincola Winterswijkensis. Het ding is vanaf 8 juni te zien in Naturalis in Leiden. Tweehonderdvijftig miljoen jaar, toen ons nationale brokje klei nog ter hoogte van de huidige Sahara dobberde, een paar miljoen jaar voordat het continent uit elkaar begon te drijven, zo ongeveer. Pissebedden kunnen overigens niet urineren, aldus Wikipedia, en de naam komt voort uit de Middeleeuwse gedachte dat hun bestanddelen een gunstige invloed zouden kunnen hebben op mensen met plasproblemen, een gedachte die alleen in onze moerassige omgeving post vatte, gezien de Engelse en Franse benaming voor het beest: woodlouse, respectievelijk cloporte.
Tot zover het didactische deel van deze column. Hoe komt het nou dat ik direct na de ontdekking van de pissebed moest denken aan Ab Osterhaus? Simpel: van pissebedden word je normaal gesproken niet vrolijk, van Ab ook niet. Een pissebed schaar je al gauw tot de categorie ‘vervelend’ of ‘ongemakkelijk’. Ab ook. Tussen de actuele crisisdeskundigen en pissebedden zijn dus wel degelijk overeenkomsten te vinden, zeker in deze tijd van azijnzeiken en melancholiek gesomber. Vooral van de getalsmatige benadering van de huidige problemen krijgen we langzamerhand hardnekkig jeuk. De eerste tien pagina’s van het ochtendblad staan vol met cijfers en statistieken en hoewel ik best gek ben op grafiekjes en staafdiagrammen hoef ik geen analyses tot drie cijfers achter de komma over de vraag waarom de nazaten van de homo sapiens in het zuidwesten van Namibië 3,87 procent minder vatbaar zijn voor het Covid-19 virus dan de schoonouders van Samuel Franquat, een volslagen onbekende immigrantenfamilie uit de binnenlanden van Uruquay. ’t Is maar een voorbeeld.
De vondst van die pissebed helpt ons dus de problemen van het huidige tijdsgewricht te relativeren. Die problemen omvatten immers een periode van pakweg een jaar, waarin weliswaar wat meer mensen dan gemiddeld overlijden, maar waarbij de rest van de consequenties niet meer impliceert dan het inleveren van een ietsiepietsie luxe binnen ons doorgaans vrij decadente bestaan. Dat bestaan leidt vervolgens in de postcrisis-periode tot een stuk gezonde bezinning, omscholingstrajecten van piloten en kroegbazen en hopelijk ook tot een forse evaluatie van de mensensoort viroloog, met daaraan gekoppeld een verplichte bijscholingscursus blij-kijken voor beginners.
Ab gaat dus eind dit jaar met pensioen, al weet hij dat nu zelf nog niet. Op een bepaald moment zijn mensen daaraan toe, simpelweg omdat de houdbaarheidsdatum is verstreken, omdat ze, ook na een redelijk succesvol bestaan, niets meer toevoegen aan de discussie en ik denk dat Albertus Dominicus Marcellinus Erasmus Osterhaus na het lezen van de verhalen over die oude pissebed dezelfde conclusies trekt, dan wordt het in de tweede helft van dit jaar allemaal een stuk gezelliger.
En, beste lezers, je moet als blogger soms vreemde capriolen uithalen om in ruim 500 woorden weer een boodschap de wereld in te stuiteren, dat geef ik grif toe.
See you, enjoy the sun.
Wil je gratis en automatisch de columns en blogs van Roelsrules ontvangen?: stuur je mailadres naar aanmelding lezersservice
Geef een reactie