Eigenlijk zou ik veel vaker gebruik moeten en willen maken van de trein, maar ik kan altijd moeiteloos allerlei argumenten verzinnen waarom dat lastig is, niet goedkoper, wel langduriger, nog los van de argumenten als privacy en comfort. Af en toe doe je dus weer een poging om te kijken hoe ‘t ook weer was in zo’n Arriva-busje, de regionale vervoerder, die je tweemaal per uur van a naar b brengt, in mijn geval van L naar H, een ritje van 23 minuten. Om te beginnen heb je daar een kaartje voor nodig omdat in onze huishouding geen OV-chipkaart circuleert, een dagkaartje dus. Die kun je heel eenvoudig online boeken, betalen en printen en dan heb je meteen e eerste irritatie te pakken. Je print geen kaartje, maar een dubbel A-tje, waarop niet alleen staat vermeld waar de reis heen gaat en hoe laat, maar waarop verder nog een scala aan landschappen en lachende lieden staat afgebeeld, voor 90 procent dus overbodige pixels, waardoor de printer flink zijn best moet doen en daarna de cartridges alweer aangeven bijna leeg te zijn. Gek is dat, ik print altijd alleen in grijstinten en toch raken de kleuren Magenta, Geel en Cyaan binnen de kortste keren op. Dat heet printbeleid van Canon, maar ik dwaal af.
In principe duurt zo’n ritje van 23 minuten ongeveer 23 minuten, maar omdat mijn station op een godvergeten, afgelegen plek is gepositioneerd, moet ik eerst drie kilometer lopen, waarbij ik er na één kilometer achter kom de telefoon te hebben vergeten, dus weer terug moet naar huis, constateer dat ik nu wel heel hard moet lopen om op tijd het perron te halen en dus de fiets pak, die ik dan moet achterlaten in het altijd te volle fietsenhok met stationsexemplaren, waar mijn vehikel best positief bij afsteekt, hetgeen waarschijnlijk ook potentiële fietsendieven opvalt en we dus maar weer moeten afwachten of ie er morgen nog in ongeschonden staat staat.
Exact op tijd schuift ie binnen, het busje-op-rails, met eigenlijk maar twee grote coupés, waar ik in de lengte een plekje kies onder het raam, waardoor elk zicht naar buiten onmogelijk blijkt vanwege een klaarblijkelijke staking van de glazenwassers, die al zo’n twee jaar duurt en waarbij de dikke laag zand op de ruit al flink wat artistieke passagiers tot creatieve impulsen heeft geïnspireerd.
Vanuit m’n zitplaats zit je compleet voor gek naar de andere geïnterneerden te turen, onder meer naar een oudere dame met een boekje, waarschijnlijk een boekenweekgeschenkje, gelet op het formaat, een dunnetje van 100 pagina’s waarbij ik nog geen 200 woorden per pagina tel, want ja, je zit daar toch.
Een plaats verder zetelt een jongen met koptelefoon, spijkerbroek met erg veel horizontale luchtplekken, uitbundig kapsel, jaar of 22. De vent krijgt een gesprek binnen en verwijdert de koptelefoon: ‘Ja, hoor, ik zit in de trein, kan prima gesprek voeren’, geluidssterkte 28, enkele verstoorde blikken van in smartphone ondergedompelde medepassagiers. ‘Nee hoor, dat is maar één linkje, ik zet wat info op Facebook en dan gaat het vanzelf lopen’, volume 28 nog steeds. De lezende vrouw staat geërgerd op, wappert met boekje richting ‘spijkerbroek’ en verzoekt met luide stem, volume 30, om stilte, want zij wil voor D het boek uit hebben. Jongen van 22 knikt geërgerd, mompelt op volume 12 iets van ‘ja kreng, ik doe m’n best’ en gaat op volume 26 verder met gesprek. Ik overweeg de VAR in te schakelen om te kijken of we daar arbitrair iets mee kunnen, maar mis de camerabeelden in de coupé. Ik wissel wat meewarige, schalkse blikken uit met een integrerende medepassagier van allochtoonse afkomst naast me, want ‘t gaat natuurlijk nergens over. Mijn gevoel voor de trein, in gedachten juist wat groeiende, omdat wij van plan waren dit jaar wat vaker met het OV te reizen vanwege onze leeftijdskorting op 6 dagen per jaar, is weer terug bij af. Dit is m’n eerste treinreisje in 3 jaar en de volgende zou zo maar in 2022 kunnen plaatsvinden, ondanks het feit dat ik dan dus meer in mijn dieseltje moet blijven rijden, waarmee ik steeds minder steden kan bereiken omdat ik daar òf een vignet voor moet hebben, òf omdat diesels sowieso zijn verboden. Dat wordt een lastige afweging en ik lees vandaag in de krant dat het ministerie van Economische Zaken en Klimaat, de club van transitieleider Wiebes dus, bij de vervanging van het wagenpark heeft gekozen voor Seat Leon’s op benzine, omdat de actieradius van e-cars nog wat beperkt is. Wiebes, die we tot dusver nog geen enkele keer hebben kunnen betrappen op het realiseren van door hem zelf geformuleerde doelstellingen tijdens zijn bewind. Wiebes, de schat, de voorloper, het blaaskaakje in de dop, de wijsneus, de Willie Wortel, weliswaar met een voorbeeldfunctie, maar in de praktijk zo achterlijk als een garnaal, omdat ie het steeds maar weer parmantig, ogenschijnlijk zorgeloos en opgewekt laat afweten bij de zuinige overheid, de elektrische overheid, de in Groningen uitbetalende overheid, en de meedenkende overheid in het algemeen.
Ik laat m’n gedachten varen, want de trein stopt op de eindbestemming te H, helemaal aan het eind van het perron, waarschijnlijk om de drie overstappers naar het laatste stukje van de wereld gunstig te stemmen. Mijn voettocht naar de uitgang duurt daarom een volle 5 minuten en omdat ik daarna nog eens twee kilometer te voet moet afleggen neemt het hele traject 1,5 uur in beslag, veel te lang dus en ik moet nog een flinke transitie ondergaan in mijn doen en denken, voordat ik bij Arriva in de herhaling ga. Andere bestemming, ander tijdstip misschien, bewuster een stiltecoupé opzoeken en dan zelf met een boekje van Bert Scheuter, Hans Mellendijk of Yana Dijkstra naar buiten turen, de langzaam voorbijtrekkende landerijen bestuderen, de eerste buitenbeesten aanschouwen en het landschap inhaleren van ‘breede rivieren, die traag door oneindig laagland gaan’.
De fiets stond er nog de volgende dag, dat wel.
See you.
Wil je gratis en automatisch de columns en blogs van Roelsrules ontvangen?: stuur je mailadres naar aanmelding lezersservice
Geef een reactie