In mijn regionale dagblad staan op dit moment wat artikelen over leraren van vroeger en de invloed daarvan op specifieke leerlingen. Welke effecten kan een bepaalde leraar hebben op je ontwikkeling, op je zelfvertrouwen, op je kennisniveau? Hoe bepalend kan een enkele docent zijn als het gaat om de latere toekomst van een individu?
Ooit heb ik een column gespendeerd aan mijn ouwe HBS in Aalten, de Hogere Burgerschool, waar je jezelf al gezegend mocht prijzen als je überhaupt werd toegelaten. Die school had een flinke status, maar als 13-jarige dacht je daar uiteraard heel anders over. We praten 1963, we stonden aan de vooravond van een vrij revolutionaire periode, qua politiek, muziek, qua alles.
Het lerarenkorps in dat gebouw aan de Aaltense Slingelaan was ongelooflijk divers. Zo hingen we aan de lippen van geschiedenisleraar Kok als ie vertelde over de invasie in Normandië. We doken weg als Wijbrands weer eens wat roerende goederen door het lokaal keilde, we stonken een uur in de wind na een rokerig Aardrijkskunde-uurtje van Keizer en het cynisme van van Triest, leraar Nederlands, was van een voor die tijd extreem hoog gehalte, zeker voor een christelijke school als deze, en stak weer scherp af bij het truttengedrag van gymnastiekleraar van Zijtveld of de tirannieke bestuursmethoden van directeur de Vries.
Eén docent sprong er echt uit, door z’n manier van doen, zijn aimabele verschijningsvorm, z’n radde en overtuigende manier van spreken, z’n afwijkende leermethoden. Nico Berkelaer was een buitenbeentje, homo in hart en nieren, gedreven, gepassioneerd en gewapend met een tempo dat hij zelf niet eens kon bijhouden. In de eerste minuten van de 50 minuten durende lessen stormde hij het lokaal binnen, poetste met geweld wat Franse woorden uit de vorige les van het bord en kalkte daar vervolgens wat nieuwe kreten overheen, met een energie waarbij vrijwel direct spontaan de krijtjes doormidden braken, resulterend in nieuwe witte stofwolken, waarvan de vooraanzitters uit die tijd, waaronder Geert Dales, nog astmatische verschijnselen moeten hebben overgehouden. Dan moest de les nog beginnen. De plaats nabij zijn lessenaar was vrijwel voortdurend vochtig door zijn consumptieve spreekmethoden en daarnaast kreeg je al bijna spierkrampen van het kijken en luisteren naar zijn mimiek.
Z’n emotie, z’n humor, z’n uitleg en z’n kennis van het Frans waren van een hoog niveau, voor zover we dat konden overzien. Hij had het vermogen razendsnel te doorzien wat voor vlees ie in de kuip had en als je wat moeite had met de uitspraak van de eerste zinnetjes als ‘le cheval est dans le pré’, dan had ie daar zo z’n educatieve methoden voor. Met twee A4-tjes stond ie plotseling achter je, plantte die dingen over je oren, wreef ze heen en weer onder het uitroepen van: ‘en nu nog een keer Roel’. Het zweet brak je uit als ie het op z’n heupen had en pas een paar jaar later en rijper kregen we wat waardering voor zijn manier van optreden. Dat was ook de periode dat de lessen buiten schooltijd nog wel eens werden voortgezet, in de kroeg of bij hem thuis, in zijn hoekpandje met de hospita, waar je nooit alleen naar toe durfde, maar waarbij hij zich gedeisd hield als je met een paar vriendjes op bezoek was.
Nico hield er wel van, van het leven, van goeie gesprekken en van heel veel andere zaken en toen ie ooit bij me achter op de brommer zat kwam dat gevoel heel dichtbij… Het bleef bij zoete Franse woordjes in m’n oor, maar ik kan me de verdomd benauwde momenten van toen nog exact voor de geest halen.
Nico Berkelaer,’t was een geweldige leraar, ’t was een prachtige tijd, en Frans blijft tot op de dag van vandaag een mooie, maar lastige taal.
Au revoir et un beau Tour de France
Wil je gratis en automatisch de columns en blogs van Roelsrules ontvangen?: stuur je mailadres naar aanmelding lezersservice
Mooi verhaal !!!
Ik krijg spontaan de slappe lach van dit verhaal. Geweldig taalgebruik.