Afgelopen week zag ik ergens wat beelden voorbijschuiven van doorgedraaid voedsel, overschotten, met tonnen tegelijk vernietigd, weg, naar de bliksem, teveel ingekocht, niet verkocht, over. Schandalig natuurlijk, maar onvermijdelijk met het kolossale dagelijkse aanbod van mondiaal voedsel.
Dat was vroeger wel even anders, zat ik te mijmeren. De warme hap van een halve eeuw geleden bestond doorgaans uit hetgeen het seizoen in petto had, hooguit aangevuld met de inhoud van een weckfles of de wat langer houdbare moestuinopbrengsten als piepers, kolen, rapen of gedroogde peulvruchten. Alles is vandaag de dag door alle seizoenen heen beschikbaar, al dan niet geïmporteerd uit Afrika, Australië of China. Kruiden in honderd soorten, vlees van tweehonderd beestensoorten, vleesvervangers en tachtig pastasoorten, honderdtwintig kazen en alleen al dertig slasoorten. Er zijn nog steeds mensen die in de middag verzuchten: ‘wat moeten we nu weer eten vanavond?’ Onmogelijk!
Het is ook prachtig om de bereiding van groenten te bepeinzen, de evolutie daarvan, de voortschrijdende inzichten over de gangbare kookkunsten van weleer, die resulteerden in kapotgegaarde vitamineloze gerechten, met daarnaast de melk van Joris Driepinter, de eeuwige stamppotten, de eetlepels zout en de pudding met smerige vellen, tot zich ergens, begin jaren zestig denk ik, een gigantisch nieuwe ontwikkeling aandiende: macaroni, Italiaans deegproduct.
De van oudsher met uitsluitend aardappelen, groente en vlees grootgebrachte ouwelui, zoals mijn goede vader, schrokken zich wezenloos. Wat kregen ze nou voor de kiezen? Slappe glibberige hap met hooguit wat stukjes boterhamworst erdoor geroerd, waarbij de ultieme oplossing bleek te liggen in het flesje Maggi, aangeprezen als smaakversterker, maar hoofdzakelijk zout bevattend. Het flesje Maggi stond in die tijd voornamelijk op tafel om de heerlijke zondagse groentesoep van mams mee te verzieken, omdat daar een halve fles in werd leeggespoten, zonder eerst eens te proeven hoe de soep nu eigenlijk naturel smaakte. Ik heb er een licht trauma van overgehouden, van deze manier van doen, van dat eten en de foute keuzes, beledigingen ook van de kookkunsten van mijn mams. Het Maggiflesje, vrijwel wekelijks aangevuld via de grote voorraadfles van het lokale kruideniertje, stond wel een beetje model voor het vrij fantasieloze culinaire gebeuren in die jaren. De term roerbakken bestond nog niet, zoals heel veel culinaire termen en uitdrukkingen nog niet bestonden, simpelweg omdat de ingrediënten er meestal niet waren. Maggi heeft echter gek genoeg al die ontwikkelingen overleefd en staat nog steeds parmantig op tafel, zelfs in restaurants, zag ik vorige week.
Dat soort bespiegelingen kwamen voorbij, toen ik op een doordeweekse dag een ovenschotel bereidde, met rode ui, courgette, paprika, zoete (oranje) aardappelschijfjes, wat spekjes, honing, feta en geraspte kaas, geserveerd met drie soorten salade, gegarneerd met tonijn en afgemaakt met mais, rozijnen, cherry-tomaatjes en lichtgeroosterde pjjnboompitten, ’t Wordt tijd om de subpagina van deze site – Roelroert – weer eens te updaten.
Tot in de pruimentijd lezers – verrek, wanneer is dat nou? Ergens in de buurt van Sint Juttemis?
See you.
Wil je gratis en automatisch de columns en blogs van Roelsrules ontvangen?: stuur je mailadres naar aanmelding lezersservice
Ook uit mijn herinnering gegrepen. Ik zie nog voor me hoe ieder van mijn broers en zussen zich op zondagmiddag manhaftig door het stuk puddingvel heenwerkte, weggooien was destijds natuurlijk geen optie. Iedereen moest een stukje.