Over twee weken is het wintertijd! Dat is geen melding om onze nationale collectieve depressie nog wat nieuw leven in te blazen, maar een constatering waar we iets mee moeten. Met alleen het advies tot het nuttigen van veel bokbier en pompoensoep komen we immers de winter niet door en de golf van actuele neerslachtigheid kan slechts worden omgebogen tot positiviteit als we een spoortje licht zien aan het eind van deze coronatunnel. Columnisten doen doorgaans hun stinkende best om de actualiteit van vandaag de dag te combineren met een persoonlijke opvatting, liefst voorzien van een kluchtige kwinkslag of een guitige grol en besproeid met een vleugje herkenning. De actualiteit laten we dus maar even voor wat ie is. Op mijn site kom ik bij het zoeken naar Trump nu al op 175 hits, over de meerwaarde van onze azijnzeikende virologen zijn we ook wel uitgepraat, dus ga ik deze column nog even verpakken in een herinnering, omdat memorabele, liefst prikkelende gebeurtenissen, voorzien van smeuiïge details nu eenmaal tot de verbeelding spreken.
’t Was in de zomer van 1964, toen ik op het Slingebeekse zwembad in mijn woonplaats wat bovengemiddelde aandacht kreeg voor een leuk meisje in een blauw badpak, dat evengoed donkerrood kan zijn geweest want dat detail is me even ontschoten. De aandacht was wederzijds, de blikken op de zonneweide schalks en schelms, en op de één of andere en in mijn herinnering vrij knullige wijze kwamen we na wat oogcontact op zeker moment tot het stadium gesprek, of iets wat daarvoor doorging. Geen idee meer of er nou sprake was van verliefdheid, maar ik kwam er al snel achter hoe ze heette, waar ze woonde, waar ze op school zat en, niet geheel onbelangrijk, wat ze van mij vond. De eerste echte date was korte tijd later, met de kermis, bij de botsautootjes en daarna in het stiekeme paadje achter de speeltuin, waar je vaak struikelde over al die smachtende stelletjes op de eerste stapjes van het pad der liefde, reuzestapjes soms. De eerste zoen vergeet je uiteraard nooit meer, die smaakte uitbundig en naar meer. Ze heette Willy, we zagen elkaar tweemaal per maand en daarna, pakweg een kermis later, hadden we beiden een ander zonder dat er ooit sprake is geweest van uitmaken of een ander soort relatie-evaluatie. Het was de opmaat voor veel meer hoofdzakelijk kortstondige verkeringsavontuurtjes en het is af en toe heerlijk om sommige details nog eens naar boven te halen.
Goed, dat is dus even geleden, maar het mooie is dat al die details nog best aardig op het netvlies staan, waarbij de herinnering Willy in de loop der jaren steeds mooier maakte.
We gaan ons nu opmaken voor een lange vervelende winter, de griepprik halen plus alsnog die lang gewenste elektrische trein en meccano-doos aanschaffen. Jezelf af en toe een kadootje geven hoort immers heel erg bij het jaar 2020, dat we straks, na 1 januari, zo snel mogelijk vergeten. En lezers, ik doe m’n best om de komende schrijfsels te voorzien van meer lezenswaardige, en hopelijk vooral leutige, losse en opkikkerende anekdotes. We slaan ons verdorie met z’n allen door die lockdown heen.
See you.
Wil je gratis en automatisch de columns en blogs van Roelsrules ontvangen?: stuur je mailadres naar aanmelding lezersservice
Willy Hemink had een oranje badpak