Het komt nogal eens voor dat ik thuis, in de auto, op het sportveld of op de fiets hardop tegen mezelf praat. De diepere oorzaken daarvan laten we vandaag in het midden, maar dit solistische verschijnsel heeft vele voordelen. Zo heb je altijd gelijk als je stellingen tegen Baudet formuleert, je hebt het meeste verstand van voetbal nadat Depay van Duitsland heeft gewonnen en, sterker nog, het motiveert je enorm in de dadendrang om hole 12 van de golfclub nou eens onder de knie te krijgen. Afgelopen weekend ging bij mij thuis de discussie over dit fenomeen toen ik ook weer eens in mezelf liep te retoreren en daar wat onbedoelde antwoorden op kreeg. Via Google kwam ik er vervolgens achter dat het verschijnsel geen kwestie is van geestelijke achteruitgang, maar juist het tegenovergestelde weergeeft. Monologen maken je slimmer, scherper en intelligenter en precies die stellingen stonden toevalligerwijs niet alleen in allerlei wetenschappelijke, gezaghebbende bladen als de Libelle en de Margriet, maar werden eveneens breed uitgemeten in The Quarterly Journal of Experimental Psychology. Zo, dat helpt enorm, dat krikt het ego weer een stukje op. Uit dat onderzoek blijkt dat wie tegen zichzelf praat hoogstwaarschijnlijk niet gek is of dementeert, maar vaak geniaal! Volgens onderzoekers van The University of Toronto is het enorm gezond om jezelf regelmatig toe te spreken, maar moet er uiteraard worden gewaakt voor de grens met het verschijnsel over jezelf praten, kenmerkend voor egocentrisme en narcisme.
Tja, dan wordt het thuis ineens stil, dan valt er geen woord meer tegenin te brengen, hetgeen ook precies de bedoeling is van de monoloog, inclusief de retorische vraag. Ik ga dus gewoon door met deze vorm van solistische peptalk, die wellicht ooit op slinkse wijze wordt getransformeerd naar een vorm van geestelijk verval, maar dat valt tegen die tijd dan waarschijnlijk niemand meer op. Merkwaardig genoeg gaat het in mijn persoonlijke monologen over een grote verscheidenheid aan onderwerpen en resulteert dat privé-geleuter doorgaans in een wijziging van de pedaaltred, een andere grip op de fairway, een creatieve inval bij het schrijven van een column of toch de aanschaf van een courgette bij de super, hetgeen in sommige gevallen wat vragende blikken van winkelend publiek oplevert, waardoor dit voorbeeld als grensgeval moet worden beschouwd, omdat sommige lieden al snel geneigd zijn 112 te bellen. Voor je het weet staan de witte jasjes voor je neus.
Politieke leiders – een bruggetje – staan ook vaak in het luchtledige te lullen, weliswaar met een microfoon voor de neus, glazig kijkend naar de vragen stellende journalist, maar met een zodanig warrig verhaal dat ook daarbij in feite sprake is van monologie. Zo legde Rutte gisteren een verklaring af rond het Koningshuis en de onderhoudspot voor tapijten, meubeltjes en kroonluchters in paleizen, die na NRC-onderzoek wat te hoog blijkt te zijn uitgevallen en door hem als ‘een uiterst ingewikkelde constructie’ werd uitgelegd. Dergelijke wartaal hoort absoluut thuis binnen het hoofdstuk zelfpraat, want iedereen snapt allang dat er alleen wat suffe ambtenaren hebben zitten slapen toen ze dertig jaar geleden vergaten de maandelijkse periodiek van ABNAMRO stop te zetten bij de vergoeding van boenwas, dweilen en stofdoekjes en dat is dus helemaal niet gecompliceerd, maar gewoon verschrikkelijk stom. Met diezelfde overdosis aan doekjes kan het stoffige blazoen van het Koningshuis misschien weer wat worden opgepoetst want na alle dubieuze akkefietjes van de laatste jaren is dat hard nodig. Verder verwacht ik dat Willy volgende week dinsdag in de Ridderzaal een deel van zijn persoonlijke monoloog gaat wijden aan dit nieuwe gênante, monarchistische hoofdstukje met een soort van ’sorry onderdanen, sorry’, met de fiere, wellicht nog baardige blik recht in de camera, alvorens de speech van Rutte te vervolgen. Ik ben benieuwd.
See you.
Wil je gratis en automatisch de columns en blogs van Roelsrules ontvangen?: stuur je mailadres naar aanmelding lezersservice
Geef een reactie