Deze column is geschreven vanuit een inspirerende omgeving in het buitengebied, waar het uitzicht op een uitbundige rozentuin en een paternaal kerkhof, gemengd met de rust van een vijverpartij en de immense stilte van het Twentse achterland een perfecte inspiratie vormen om wat alinea’s aan het toetsenbord toe te vertrouwen. Je staat vandaag de dag, in de hectiek en de complete gekte van het reguliere leven nauwelijks stil bij de onmetelijkheid die een serene rust met zich mee kan brengen en ik schrijf deze woorden ook nog eens in een ruimte die tot voor kort werd gebruikt door een docente meditatietechniek, waarvan het aura blijkbaar na twee jaar nog steeds door het vertrek fladdert. Mijn beschrijving roept vragen op, ik weet het, en die ga ik de komende tijd nog stevig beantwoorden, maar vooralsnog kies ik ervoor om mij in deze tekst te hullen in een vage waas aan droom- en dronebeelden.
Even terug naar afgelopen weekend, toen wij gretig gebruik maakten van de heropening van de musea. We kozen voor Kröller-Müller, gesitueerd in het Nationaal Park Hoge Veluwe en daarom alleen bereikbaar met de gratis witte fietsjes, die ons weliswaar truttig, maar desondanks functioneel en comfortabel van a naar b vervoerden. Kröller-Müller dus en tja, wat moet je ermee, denk ik nu al voor pakweg de 22 ste keer dat ik er geweest ben. Er ligt een beeldentuin, die me helemaal niets doet en in het gebouw hangt wat spul van Mondriaan, Picasso en uiteraard veel Vincent van Gogh. Ik heb een hekel aan van Gogh. ‘t Is absoluut niet mijn type, want z’n schilderijen herbergen vrijwel unaniem een sfeer van somberheid en depressiviteit, door kleur en onderwerp. Wees eerlijk, de Aardappeleters kun je toch lastig een vrolijk gezelschap noemen, en met een titel als Kerkhof in de regen wordt de gemiddelde melancholische museumbezoeker ook niet echt uit de winterslaap gewekt. Ok, de ophaalbrugburg bij Arles is één van de uitzonderingen en de rest van de collectie in Otterlo is ook niet alleen maar een toonbeeld van optimisme, waardoor ik na deze hernieuwde kennismaking met de laffe streepjes van Mondriaan nadrukkelijk mijn eigen palet en penselen uit de kast heb gehaald om met vrolijke kleuren toch snel een strak landschapje neer te zetten. Verder heb ik niets met de uitgestalde beelden in de gelijknamige tuin, die steevast een beeld oproepen van toevalstreffers en die teveel fantasie van de bezoeker vergen, zoals heel veel sculpturen en beelden in beeldentuinen dat doorgaans doen. Ik ben domweg meer van de oude meesters, van realisme, van het ouderwets goed vastliggen wat je ziet via kleurrijke personages, geweldige landschappen of desnoods een stilleven. Het volgende cultureeltje wordt vast weer gewoon het Rijksmuseum of de expositie Koele Wateren in Gouda.
Uiteindelijk bleek het hoogtepunt van dit museumbezoek op het terras van het lokale paviljoen te zitten. Op een terras zitten altijd wel wat typjes die de aandacht trekken en die de eerste merkwaardige indruk al snel bevestigen. Dit illustere duo – man-vrouw-jaar of veertig – zat een half uur lang dermate hard met elkaar te kibbelen dat het weinig scheelde of ik had de heer in kwestie keihard op z’n gezicht geslagen. De aanpalende bezoekers konden net niet letterlijk verstaan welke netelige familiekwestie aan dat tafeltje werd uitgekrakeeld en misschien had ook hier van Gogh nog een aandeel in ‘s mans humeur. Tja, je gaat dus getweeën naar een museum, om vervolgens kijvend en hakketakkend in een publieke ruimte te bakkeleien over een item waarvan ik voor de lezer m’n best heb gedaan het te ontrafelen, hetgeen net niet is gelukt, zodat daarover een lichte frustratie postvatte, voor wij nog een rondje deden om het altijd weer prachtige jachthuis Sint Hubertus. Joechei, het seizoen is begonnen en de anekdotes liggen weer voor het grijpen.
See you.
Wil je gratis en automatisch de columns en blogs van Roelsrules ontvangen?: stuur je mailadres naar aanmelding lezersservice
Geef een reactie